Bescherming, herstel en bevordering van duurzaam gebruik van landecosystemen, duurzaam beheer van bossen, bestrijding van woestijnvorming, en stopzetting en ombuiging van bodemaantasting en stopzetting van het verlies aan biodiversiteit.
SDG 15 gaat over de kwaliteit van het voedsel dat we eten en van het water dat we drinken, over de basisbronnen van menselijke activiteiten, en over andere van de zogenoemde 'ecosysteemdiensten' die essentieel zijn voor het menselijk leven. SDG 15 is gericht op de bescherming, het herstel en de bevordering van het behoud en het duurzame gebruik van ecosystemen op het land, in de binnenwateren en in de bergen. Dit omvat de bescherming van ecosystemen en biodiversiteit tegen natuurlijke en menselijke bedreigingen, alsmede het herstel van aangetaste natuurgebieden (woestijnvorming, ontbossing, verontreinigde bodems, enz.) Er zijn vier hoofdprioriteiten vastgesteld: duurzaam bosbeheer, bestrijding van woestijnvorming, stopzetting en ombuiging van de bodemaantasting, en stopzetting van het verlies aan biodiversiteit.
De situatie verbetert echter niet snel genoeg: tussen 2000 en 2015 is naar schatting 20 procent van het landareaal op aarde aangetast. Maar we kunnen allemaal bijdragen aan de verbetering van de situatie (of op zijn minst aan het beperken van de informatie over de degradatie). Kiezen voor voedsel van duurzame oorsprong (biologisch, lokaal, enz.), het verbruik van goederen en energie beperken tot onze reële behoeften, of hergebruiken en recycleren om afval te verminderen, kunnen op individueel niveau bijdragen! Handelen als een verantwoordelijke burger, of nog beter als een "eco-burger", is een eis. Ecoburgerschap veronderstelt goed geïnformeerde burgers, die zich bewust zijn van het effect van hun individuele keuzes en gedrag op het milieu. Ecoburgerschap betekent ook geëngageerde burgers, die in staat en bereid zijn om thuis en op het werk veranderingen door te voeren om verstoring van ecosystemen en wilde dieren te voorkomen.
Een betere band met onze natuurlijke omgeving en een sterkere empathie met het niet-menselijke leven op aarde vereisen persoonlijke levenservaring en bereidheid. Opleiders kunnen echter de rol van mentor spelen door het verband aan te tonen tussen de leerstof die zij onderwijzen en de bedreigingen voor de natuurlijke omgeving die verband houden met de specifieke activiteitensector, en door studenten te oriënteren in de richting van groenere praktijken en technologieën.